12. Wanneer secundaire correcties als verkapte winstuitdeling/storting worden behandeld en dus als fictieve dividenden worden beschouwd, leidt de toepassing van de moeder-dochterrichtlijn (artikelen 4 en 5) ertoe dat geen bronbelasting wordt geheven op een uitkering van een dochteronderneming aan haar moedermaatschappij in de EU.
13. Negen EU-lidstaten passen momenteel secundaire correcties toe — Oostenrijk, Bulgarije, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Slovenië en Spanje. In een situatie waarin een dochteronderneming in een lidstaat onderworpen is aan een secundaire correctie op basis van een primaire verrekenprijscorrectie voor een transactie met haar moedermaatschappij in een andere lidstaat, zouden zeven[4] van deze negen lidstaten op basis van de bepalingen van de moeder-dochterrichtlijn geen bronbelasting heffen. Volgens de twee andere lidstaten[5] is de moeder-dochterrichtlijn niet van toepassing op fictieve dividenden.